네덜란드어/기본 표현

의미 예문
안녕하세요 Hoi/Hallo
나는 [...]입니다. Ik ben [...].
너의 이름은 무엇입니까? Hoe heet je?/Hoe heet u?
...는 어디에 있습니까? Waar is ...?
나의 이름은 [...]입니다. Ik heek [...]./Mijn naam is [...].
몇 시입니까? Hoe laat is het?
어떻게 지내요? Hoe gaat het met u?/Hoe gaat het met je?
안녕히 가세요. Dag/Tot ziens
제발 Alstublieft
Ja/Jawel
아니오 Nee/Neen
화장실은 어디에 있습니까? Waar is het toliet?
죄송합니다. Het spijt me.
실례합니다. Neem me niet kwalijk.